Schilder op de flamencogitaar

Foto:

Op het podium straalt zijn optreden concentratie en plezier uit.

Het kan niet anders of de rillingen lopen je al gauw over de rug. Sluit je ogen, zegt Eric Vaarzon Morel: misschien ontstaat de ’dionysische bezieling’ waar de Spaanse dichter Lorca het over heeft in zijn gedichten.

Wie een bezoek brengt aan een voorstelling van flamencogitarist Eric Vaarzon Morel, loopt grote kans terecht te komen in een maalstroom. Met zijn virtuoze gitaarspel, hier en daar aangevuld met anekdotes en gedichten, neemt hij je als vanzelf mee naar het diepe zuiden van Spanje, naar Andalusië, naar de slaperige stadjes in de hitte van de Sierra Nevada, de koelte van het ochtendgloren, waar de sporen van de duizendjarige Moorse overheersing nog overal zichtbaar en tastbaar zijn. Of het nu gaat om zijn recente solovoorstelling ’Ode aan de Spaanse gitaar’, de theatervoorstelling ’Duende’ met acteur Gijs Scholten van Aschat en trompettist Eric Vloeimans, of het programma waarin zijn grote voorbeeld Paco de Lucía centraal staat: het is steeds een wonderlijke reis.

Eric was te zien in de televisiedocumentaire ’de nieuwe Stradivarius’ waarin hij onder toeziend oog van Menno Bos en Theo Scharpach enthousiast zijn eigen gitaar bouwde. Ook op het podium straalt zijn optreden concentratie en plezier uit. Het kan niet anders of de rillingen lopen je al gauw over de rug.

Tijdens de voorstelling ’Ode aan de Spaanse gitaar’ staan op het podium vijf gitaren. Twee ’Gerundino Fernandez’, een ’Otto Vowinkel’, een ’Antonio Marín Montero’ uit 1980 en de ’Picasso-gitaar’ uit de documentaire. Eric bespeelt ze om en om. ,,Ik heb zo’n geluk gehad met mijn mooie gitaren. Het zijn museumstukken. Ik heb ze nooit doorverkocht.” Dat je zo wordt geraakt door een paar simpele noten. De muziek appelleert blijkbaar aan een soort oergevoel.

Hij woont in Huizen, zijn tuin grenst aan het Gooimeer. ,,Eigenlijk probeer ik duende, dat gaat over liefde, smart, verlangen, pijn, dood en vooral de schoonheid van de dingen, op mijn publiek over te brengen. Daar gaat het om.” Hij is altijd met beeldende kunst bezig. Dat zit in de familie: vanaf 1780 waren de Vaarzon Morels op één uitzondering na allen kunstschilders.

Eric groeide op in Amsterdam. Zijn moeder had les op de Scapino dansacademie en is daar flamenco gaan dansen. Hij kocht zijn eerste flamenco-elpees bij Concerto in de Utrechtsestraat. ,,Op mijn 16e ben ik met mijn moeder naar een nachtconcert geweest van Paco de Lucía in Carré. Op mijn verjaardag kreeg ik van mijn ouders zijn eerste elpee, waarop een stuk stond waarmee hij wereldberoemd is geworden is: Entre dos aquas. Na Carré en na die plaat was mijn conclusie: ik moet naar Spanje.’’

Op zijn 19e reisde Eric naar Madrid. Hij kende bijna niemand, maar kwam via-via in contact met zigeuners; twee gitaristen, twee zangers, met wie hij een half jaar meespeelde in de kroeg. Daarna werd hem duidelijk dat hij, wilde hij de flamenco echt ontdekken, moest verkassen naar de bakermat: Sevilla.
Hij is heel associatief, houdt hij zijn publiek voor. Kijkt graag naar Hollandse luchten. Bijvoorbeeld als hij gaat wielrennen of schaatsen.
Eenmaal in Sevilla kwam Eric terecht in het flamenco-etablissement La Carbonería, niet meer dan een oude kolenschuur. ,,Daar heb ik drie jaar gewoond. Paco Lira was de eigenaar. Ik noem hem mijn grote weldoener. Ik ben in zijn familie opgenomen. Door hem kwam ik bij de feesten van zigeuners terecht. Geweldige ervaring.”

Erics favoriete gitaar is een Gerundino Fernandez uit 1977, overgenomen van Paco Peña van wie hij op zijn 16e les kreeg. ,,Ik kan er blindelings op spelen.” Opvallend is dat de Huizenaar, voor een gitarist, grove handen heeft. Ook Paco de Lucia, zijn grote voorbeeld, had korte, dikke vingers. Andres Segovia, de beroemde klassieke gitarist, eveneens. Smalle of dikke vingers: het maakt dus weinig uit.

Meerdere keren bezocht Eric een concert van Paco de Lucía. Soms sprak hij zijn held na afloop. ,,Kleine ontmoetingen’’, klinkt het bescheiden. ,,Bijna allemaal proberen ze hem na te spelen. Hij zei tegen me: beter is het om je eigen weg te gaan. Ontwikkel je eigen stijl.”
Dat had Paco de Lucía zelf ook gedaan. Bijvoorbeeld met het wereldberoemde Entre dos Aguas (tussen twee wateren) dat verwijst naar Andalusië, de punt tussen de Middellandse Zee en de Atlantische Oceaan, waar De Lucía werd geboren in de provincie Cadíz. Eric beschouwt hem als de Jimmy Hendrix van de flamencogitaar, maar ook als de Bach onder de flamencogitaristen. ,,Bach heeft heel veel muziek van vóór zijn tijd verzameld en er een groot werk van gemaakt. Paco de Lucía deed datzelfde, met alle flamencomuziek en Spaanse volksmuziek vóór hem. Hij heeft er een draai aan gegeven. Hij is jazz en Zuid-Amerikaanse muziek in de flamenco gaan vermengen. Dat, tezamen met zijn techniek, maakte hem tot een soort revolutionair.’’

Tijdens de voorstelling speelt Eric eigen composities. Neem het stuk El Pajaro Negro (Blackbird). De lyriek komt rechtstreeks uit zijn eigen tuin, waar hij in het voorjaar een merel hoorde fluiten, steeds hetzelfde liedje.
Zo is ook Eric zijn eigen weg gegaan, maar hij blijft verknocht aan de Spaanse cultuur en geschiedenis. ,,Ik ben een Holanduz, een soort Hollandse Andalusiër. Ik hou heel erg van Amsterdam. En van schaatsen. Ik wil de eerste flamencogitarist worden, en de laatste ooit waarschijnlijk, die de Elfstedentocht rijdt.”
Eric is nog lang niet klaar. Hij componeerde al één opera, over de Spaanse kunstschilder El Greco. Hij wil voor zijn 65e drie opera’s hebben geschreven. Zijn volgend project wordt een rock/flamenco opera over de barokke kunstenaar Caravaggio Furioso, die bijna 450 jaar geleden werd geboren, en daarna een opera over Goya of Picasso, of beiden. ,,Bij mij grijpen alle verhalen in elkaar”, zegt de flamencogitarist tot slot.

En nu, in dit door een bevriend schrijver benoemde “sinistere tijdsgewricht”, is er een nieuw begin. Eric Vaarzon Morel wordt de ongekroonde koning van de flamenco genoemd: in Nederland en ver daarbuiten tot in het Apollo Theater in New York aan toe. Het afgelopen jaar heeft hij niet stil gezeten en met jonge talentvolle mensen een nieuwe vorm gevonden: ritme, dans, indiepop, nog meer ritme, en vooral: de lol om elkaar al improviserend te vinden. Eric heeft er weer zin in, en neemt zijn nieuwe amigos mee: modern-flamencodanseres Conchita Boon, pop/flamenco zangeres ELLE en de twee razend virtuoze percussionisten Dámaso Escauriaza Peñuela en Elías Blanco del Prado en de electrische gitarist Yannik Sieburg. Hun recente televisie-optreden bij Podium Witteman en de livestream in Tivoli Vredenburg smaken naar meer…

bijdrage van Hein Flach


Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen