Hans den Haan over “muizen”

Foto:

Ditmaal hebben we het over de muis.

De muis is een wezen met de staart aan de achterkant en snorharen aan de voorkant.

En hij is vingervlug. Dat wil zeggen: met z’n pootjes. Daarom kun je ze niet gemakkelijk met de hand vangen. Dan moet je nog vlugger zijn.
Een muis in huis is geen enkel probleem, ware het niet dat ze een nare gewoonte hebben: poepen en plassen. En smullen in de levensmiddelenkast.

Dat wat zij zonder enig pardon achterlaten, de zogenoemde uitwerpselen, zijn zeer schadelijk gezien het hoge bacterie-gehalte. Met name de poepproducten. Al zien deze zogeheten uitwerpselen er voortreffelijk uit, namelijk in de vorm van minikleine rugbyballen, maar dan zwart. En wat meer uitgerekt en slordig afgewerkt. Helaas zonder reclameteksten erop.
Het plassen geeft een nare lucht in huis: de zogeheten muizenplaslucht. Mits dit op grote schaal geschiedt. Maar muizen zijn meestentijds op grote schaal aanwezig. Als zij de weg naar binnen eenmaal gevonden hebben.
Bovendien zijn zij meesters in het nog grootschaliger aanwezig worden, gezien hun voortplantingsgedrag. Waardoor zij veeltallig worden.

Er was een tijd dat ik, gezien de vogels, ruimschoots broodkruimels strooide in de tuin. Dit heeft niet alleen de vogels behaagd. Maar ook de tuinmuizen. Die smulden een lieve lust bij elkaar. Geheel onbewust ging ik daarmee door, mij niet bewust van de aanstichting van een muizenplaag. Tot die plaag daadwerkelijk gestalte had gekregen in mijn tuin.

In de tuin konden wij ’s avonds genieten van een uitgebreide muizenshow. Ik had daartoe, en ten behoeve daarvan, diverse veelkleurige bühnelichten opgesteld. In het bijzonder spotlights van feestelijke allure.

Maar vooralsnog kwamen ze niet in huis. Want ik was rijkelijk voorzien van een zogeheten hordeur, waar ook de muizen geen vat op kregen. Totdat een slimme knager had ontdekt dat ik deze deur soms open liet staan. Dat was dus muis in huis.
Maar een aanwezigheidsontdekking liet nog enige tijd op zich wachten. Tot het moment van geritsel.
Later liep hij rond door de woonkamer. En ging mij af en toe brutaal aan zitten staren. De boodschap: je kunt mij toch niet te pakken krijgen.
Mijn moeder zei altijd: waar één muis is, zijn er vele. Maar in dit geval bleek het er uiteindelijk toch maar één. De anderen hadden de open-hordeur-kans niet benut.

Nu heb ik een hekel aan muizengif en ook aan zodanige muizenvallen die een nare klapbeweging maken, dusdanig dat het dier in de nek min of meer wordt onthoofd. Dus kocht ik twee muizenvallen, waarin de muizen blijven leven. De zogeheten diervriendelijke. Twee opdat hij kon kiezen.
Wat hij niet deed, want de vallen bleven leeg. Ik had er dan ook iets eetbaars-lekkers in moeten doen. Dat was ik even vergeten. Maar zelfs met spekkie voor het bekkie lukte het niet de muis te vangen. Achteraf kwam mij ter ore dat je bij installering van de val handschoenen moet aantrekken. Want muizen haten mensenlucht. En ze hebben een verdraaid goede neus. Had ik dat maar eerder geweten.
Want helaas voor de muis ben ik er toch toe overgegaan een zogeheten klapval te kopen. Meteen maar vijf, zodat de keuze reuze was. Ik vond het niet fijn. Maar ja, nood breekt dood. Ik maakte gebruik van slagers Veldermans reuzelspek.

Het was die zonnige ochtend dat ik kort na het ontwaken, en weer in de wereld kijkend, geklepper hoorde op de benedenverdieping. Nieuwsgierigheid won het van alle overige emoties. Nadat ik gehaast de trap was afgestormd ontdekte ik iets bijzonders. Namelijk dat de muis, compleet met muizenval, in een van mijn sowieso aan vervanging toe zijnde pantoffels was beland. Vraag mij niet hoe hij dat voor elkaar gekregen had. Gelukkig, je vraagt het mij niet. Anders was ik het antwoord schuldig gebleven.
Hij was met één pootje geklemd geraakt tussen het klapijzer. Misschien zelfs met één teentje.
Ik heb hem met de pantoffel en al verplaatst naar het muizen-holen-complex onder de heg. En hem daar bevrijd van het klaptuig. Hij wist niet hoe snel hij zich uit de voeten moest maken. En dat met slechts drie pootjes. Hopelijk kreeg hij in het hol voetverzorging van een daartoe gemachtigde arts.

Later heb ik nog navraag gedaan bij het instituut nationale muizencontrole, afdeling voeten- en staartenwerk. Een instelling die, uitgaande van haar stichtingsmoment, 1832, ruimschoots reeds honderd jaar bestaat. En die al in 1932 het predicaat ”Koninklijk” heeft toegewezen gekregen van destijds hare majesteit koningin Wilhelmina.
Maar mijn muis hadden ze niet in hun systeem. Die was aan hun controle ontsnapt.

Het moet gezegd, en dit terzijde, dat in mijn jeugd de aanwezigheid van muizen in huis heel gewoon was. Ik heb het over de jaren vijftig. Elk najaar stond de ploeg knagers voor de deur klaar om het huis voor de winter te betreden. Weliswaar werd het aantal enigszins in toom gehouden door vallen te plaatsen. Maar dat er altijd wel enige exemplaren rondsnuffelden, dat werd als een gegeven feit beschouwd. Je had toen ook nog weinig betonbouw, althans in de woningbouw, maar houten vloeren. Wat muizen in de gelegenheid stelde schuilplaatsen te vinden tussen de vloer en het plafond daaronder. En op zolder konden ze in ieder geval hun gang gaan.
Er werd ook nooit een bestrijdingsploeg opgeroepen. Al hadden we uiteindelijk wel twee katten. Eerst één. Maar toen die zo goed beviel aan een rondlopende kater dat ze beviel, mochten we een van haar kinderen houden. De andere werden naar de gasfabriek gebracht. Niet huilen, kinderen. Dat ging toen zo. Ik denk ook niet dat sterilisatie toen al bestond. Wel castratie. Maar blijkbaar hadden niet alle katers dat geluk mogen ervaren: rust op seksueel gebied.

Die muizen waren voor mijn vriendje en ik nog wel eens aanleiding om zelf een diervriendelijke muizenval te ontwerpen. Het was een soort doosvormig houten raamwerk met fijn gaas rondom en aan één zijde een valdeur. Voorzien van een zelfbedacht mechanisme om de deur te laten vallen als de muis erin zat. Waarbij er een blokje spek aan een draadje hing, dat naar beneden werd getrokken als de muis dit pakte, waarbij aan de hand van een bovenop de doos gemonteerde klapmuizenval een pennetje dat de deur tegenhield werd weggetrokken. Het is lastig uit te leggen. Maar het werkte ook al niet. Waarschijnlijk te veel kindergeur.

Wel heb ik lang nadat ik het ouderlijk huis was uitgegaan nog jaren over muizen gedroomd. Ze hadden voor mij iets geheimzinnigs, omdat ze in een soort verborgen wereld leefden. Om ’s nachts tevoorschijn te kruipen. Als kind vond ik dat mysterieus.
Ik droomde dan nogal eens dat ik in hun holenwereld verzeild was geraakt. En dat ik alleen via een zeer smalle en moeilijk bekruipbare weg van tunnels naar buiten kon. Het was een claustrofobische situatie. En intussen liepen overal om mij heen die muizen. Het schijnt iets te maken te hebben met een moeilijke geboorte. Ik kan me bewust niets herinneren. Maar waarschijnlijk was er in de baarmoeder iets van: hoe kom ik hieruit?

Maar die dromen heb ik nu nooit meer.

Tot slot nog enige hints om de aanwezigheid van muizen in uw huis te herkennen. Om te beginnen natuurlijk de waarneming van een exemplaar. Als het miauwt en een snor heeft van groot pluimage, dan heeft u het mis. Dan is het een kat.
Voorts geritsel. Muizen hebben de neiging op avontuur te gaan in dingen die kunnen ritselen. Zoals een plastic boodschappentas. Of de klepdeksel-afvalbak. Het vangen laat zich dan raden. Met bak en al naar buiten, “boe” zeggen en bevrijden.
Verder piepgeluiden op onbereikbare plaatsen. Dan lachen ze je uit.
En natuurlijk een ruime aanwezigheid van muizenkeutels. Dan bent u in de aap gelogeerd. Want dan zijn ze met velen. Voor verwijdering verwijs ik u naar de website muizenbestrijding.

bijdrage van Hans den Haan

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen