Het is een protest tegen ongelijkheid, ruwheid, lelijkheid.
Tijdens de 40 dagentijd exposeert kunstenaar Cees Otte in kerkgebouw De Eshof. Hij presenteert dan ook nieuw werk. Gevraagd naar zijn drijfveer als kunstenaar zegt hij: ‘Ik denk onderliggend protest. Protest tegen de ongelijkheid, ruwheid, lelijkheid. Tegen de manier waarop de mens met de schepping omgaat.’
Binnenstappen in het huis van Cees Otte laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Je betreedt het huis van een kunstenaar. In de hal staan metershoge schilderijen ingepakt, de kamer hangt vol met kunst, staat vol met objecten en bij de trap staat een doos vol met ingelijste doeken die hij al heeft uitgezocht voor de expositie in de Eshof. Op de eerste verdieping heeft hij een kamer ingedeeld als atelier, een andere kamer is ‘voorraadkamer’. Ook hier ademt alles kunst. Op de bovenste verdieping slaapt hij. Dat is een plek waar de kunst niet de boventoon voert, een plek waar hij even niet ‘aan hoeft te staan’. ‘Maar ja,’ geeft hij ook zelf toe, ‘het hoofd van een kunstenaar staat eigenlijk altijd aan.’
Als Cees bijvoorbeeld door het raam naar de lucht kijkt, ziet hij dat het blauw bij de horizon net even wat lichter is dan de rest. Daar moet iets oker bij, denkt hij dan. ‘Ik vertaal de wereld om me heen in vormen en kleuren’, zegt Cees.
Ds. Ellie Boot vroeg hem om met een expositie mee te werken aan de festiviteiten rond 50 jaar Eshof. De keuze viel al snel op de 40 dagentijd. Cees laat meteen een 3D-object zien vol met lijdensattributen: een houten kruis, een haan, dobbelstenen, spijkers en een spies met een spons. Cees: ‘Eigenlijk heb ik een hekel aan kruisen. Voor mij is het toch vooral een martelwerktuig waar mensen op geëxecuteerd werden. Als ik op kringlopen kruisen tegenkom, haal ik de crucifixen er vaak af. Bij één 3D-object heb ik van de kruisen bommenwerpers gemaakt om aan te geven dat wij mensen er hier op aarde een potje van maken. God heeft ons een mooie aarde gegeven, maar kijk wat wij mensen ermee doen.’
Hij wijst ook op de afbeelding van Jezus die hij tussen de lijdensattributen geplaatst heeft. ‘Ik kwam een soortgelijk kruis tegen bij een kerkje in de Pyreneeën. Daar stond ook een afbeelding van Jezus op. Dat was het doek van Veronica. De overlevering vertelt dat de heilige Veronica Christus tijdens zijn kruistocht een doek aanbood om het bloed en zweet van zijn gezicht te vegen. Als door een wonder zag ze daarna de gelaatstrekken van Jezus op het doek verschijnen. De haan verwijst uiteraard naar Petrus die Jezus drie keer verloochende, de dobbelstenen naar het dobbelen om het gewaad van Jezus. Maar ik heb het werk ook naar deze tijd gebracht. Kijk, hier, twee bommen en een geweer.’
Deze tijd stemt Cees niet echt vrolijk. Als gemeenschappelijke noemer onder zijn werk noemt hij ‘protest’. Protest tegen de hardheid, ruwheid en lelijkheid waarmee mensen met elkaar en de natuur omgaan. Hij is meer van liefde, zachtheid, schoonheid. Dat brengt hij ook in de praktijk door als mantelzorger voor zijn buurvrouw op te treden.
Cees zoekt schoonheid, maar kijkt ook met een kritische blik. Stel dat hij zijn schildersezel op het strand heeft neergezet en hij ziet een plastic fles liggen. Dan schildert hij niet het realistische beeld van dat strand, de zee én die fles. Nee, die fles haalt hij weg. Hij ziet het dan wel als zijn opdracht om die fles in de prullenbak te gooien, maar op het doek zoekt hij de schoonheid van de natuur, van kleuren, van vormen die ‘iets doen met de ruimte waar ze in staan’.
Het 3D-object met lijdensattributen zal zeker een plek krijgen op de expositie van Cees in De Eshof. Zijn geschiedenis met deze kerkgemeenschap en met religie gaat ver terug. Dirk Monshouwer vroeg hem ooit een schilderij te maken voor de kerk. Dat hangt nog steeds in het gebouw. In 2005 maakt hij kersticonen, maar zijn allergrootste project was het illustreren van een 7-delige jongerenbijbel. ‘Hiervoor maakte ik 235 afbeeldingen. Pfff, toen had ik wel even schoon genoeg van bijbelse onderwerpen en verhalen. Het idee vind ik nog steeds mooi. Het verwijst eigenlijk naar de Middeleeuwen en daarvoor. Mensen konden toen nog niet lezen en schrijven. Het christelijke verhaal werd toen ook verteld via platen en prenten.’
Cees Otte groeide op in Rijssen. De leer was zwaar, de hel alom aanwezig en de pakken van de ouderlingen zwart. ‘We zaten een keer met kinderen bij elkaar. Het onweerde. Zo’n in zwart pak gestoken ouderling zei toen tegen ons: kinderen, hoor, de HEERE spreekt. Later ben ik gereformeerd geworden. Nog altijd doe ik elk jaar mee aan de vespers tijdens de advent en in de 40 dagentijd.’
Op woensdag 12 maart leidt Cees Otte de basiscatechisanten langs zijn expositie in de Eshof. Het kijkt uit naar hun vragen. Ter illustratie pakt hij een schilderij dat hij ‘Het verdriet in de hemel’ heeft genoemd. Het schilderij toont een gebroken roos, als symbool van de verbroken liefde tussen God en mens, of tussen mens en natuur. Cees: ‘Kinderen zeggen dan bijvoorbeeld: ja maar dat afgebroken stukje roos kun je toch ook nog gewoon op een vaasje zetten? Prachtig vind ik dat. Ik kan me nu al op die rondleiding verheugen.’
Tijdens de expositie zullen schilderijen, keramiek en 3D-objecten te zien zijn. Hij mag dan 75 jaar oud zijn, dat betekent niet dat hij in oude karrensporen blijft rondrijden. ‘Het vergt moed om steeds nieuwe wegen in te slaan. In die zin ben ik niet stijlvast. Ik gebruik ook nooit foto’s. Ik haal de beelden uit mijn herinnering – fantasie en verbeelding blijven belangrijk. Zo blijf ik mezelf uitdagen. En ideeën genoeg, dat houdt nooit op. Ik hoop bezoekers van mijn expositie te laten zien dat er een andere wereld is. Een mooiere wereld.’
De opening van de expositie van Cees Otte is na de reguliere dienst op 9 maart. Dan is Cees ook aanwezig om zijn werk toe te lichten. De expositie is geopend op zaterdag en zondag, van 13:00 tot 17:00 uur, op de volgende data: 9 maart, 16 maart, 22 maart, 23 maart, 30 maart, 12 april, 13 april en 19 april. Op woensdag 12 maart leidt Cees de basiscatechisanten langs zijn expositie. Meer informatie: www.50jaareshof.nl.
bijdrage van onze columnist Ben de Graaf