Hans den Haan over “Spoken”

Foto:

Ik ben redelijk normaal. Maar ik heb één afwijking. Ik geloof in spoken.

Dat is natuurlijk niet van de een op de andere dag gekomen. Ik heb een geleidelijke ontwikkeling doorgemaakt naar het heilige spokengeloof. En nu ben ik er dik tevreden mee.
Ik heb inmiddels ook wel iets over spoken geschreven. Zoals in mijn boek “De toeristische sagengids van de Veluwe”. Waarin ik vier soorten onderscheidt: zich herhalende spoken, plaatsgebonden spoken, klopgeesten en spooklicht-verschijnselen.

In mijn jeugd heb ik alle delen van de detective-serie Havank gelezen. Daar begon mijn carrière mee. Daarin kwamen vaak spoken voor. Dat was smullen voor mij. Havank heette eigenlijk Hendrikus Frederikus van der Kallen. Maar dat paste niet op het omslag van de pocketboeken die hij schreef. Een pocketboek past in je broekzak. De echte naam van Havank niet.

Maar na Havank kwam de praktijk. Ik heb in mijn leven al aardig wat mensen ontmoet die spookverschijnselen hebben meegemaakt. Een kleine selectie. Als je niet in spoken gelooft, beschouw het dan maar gewoon als wat spookverhalen. Door de werkelijkheid bedacht.

Een kennis van mij kocht eens een tafeltje bij de rommelmarkt. En hij gaf het een mooie plek in huis. Maar sindsdien was het vooral ’s nachts een hele show in zijn rijtjeswoning. Klopgeluiden, deuren die dicht sloegen. Enzovoort. Het was wel duidelijk dat dat door dat tafeltje kwam. Dus het tafeltje weer het huis uit. Een heftig tafeltje.
In de sagenwereld zien we ook wel dingen met een bepaalde kracht in zich. Zo ook in de katholieke mis. Op dat idee is ook “In de ban van de ring” gebaseerd.

Ook dit vind ik een mooie ghost story. Ik gaf vroeger wel eens lezingen over bijna-dood-ervaringen. De kenners weten wat ik bedoel. Daar vertelde een man mij iets bijzonders. Voor het gemak zal ik hem Frits noemen.
Frits huurde met zijn gezin een huis in Engeland. Een oude cottage bij de kust. Nu is Engeland bij uitstek het land voor spookverhalen. Dus daar moet je zijn voor griezelplezier.
Overdag was het rustig in dat huis. Maar ’s nachts begonnen de klopgeluiden. Verder niets. Alleen klopgeluiden. Maar goed, toch niet zo fijn als je wilt slapen.
Nu was Frits wel geïnteresseerd in het paranormale. Dus hij was niet verbaasd.
Op een nacht maakte de eventuele geest het weer te bont. Maar Frits kreeg een idee. Hij vroeg het spook of hij hem of haar de volgende dag om twaalf uur kon ontmoeten bij een bepaald standbeeld op de boulevard. Hoe bedenk je het? Maar achteraf bleek het slim.

Die volgende dag liep Frits om twaalf uur naar het standbeeld.
Het was een snikhete dag en iedereen liep in luchtige zomerkledij. Maar vanuit de verte zag hij al een vrouw en een kind bij het standbeeld staan, die dikke zwarte kleding droegen. En dat hoort zo bij dit soort gebeurtenissen: gekleed in de mode van twee eeuwen terug.
Toen hij terug naar huis liep was het sinistere tweetal verdwenen.
Frits was te verbaasd om iets te kunnen zeggen. Maar dat was ook niet nodig. Vanaf dat moment bleef het stil in huis.
De vraag is natuurlijk: waarom precies? Wilde deze vrouw, met haar kind per se gezien worden? Dat wil zeggen: in hun bestaan erkend?
Dat is ook wat we zien in mijn Veluws sagenboek. Aort Boender met zijn verborgen spaargeld, onrustige geesten bij de Spaanse graven, de spoken van de Vrijenberg. Allen zijn zij vergeten en voelen zich eenzaam en verloren. En niet erkend. Sommigen beseffen niet eens dat ze dood zijn en doen wat zij altijd al gedaan hebben. Ze leven in een soort droomwereld. Gelukkig is er, dankzij mijn toeristische sagengids, wat meer belangstelling voor hen.

Maar goed, ik heb er nog eentje. En dan stop ik ermee. Echt voor de liefhebbers, deze. Voor de anderen gewoon een spookverhaal.
Tantie Atie was de zus van mijn vader. Ze was getrouwd met oom Jan. Beiden zijn inmiddels alweer lang geleden overleden.
Het was een winteravond. Buiten was het donker. Tante Atie en oom Jan zaten in hun villa gezellig in de woonkamer bijeen. Te chillen zeggen we tegenwoordig. Ik weet niet wat ze deden. Lezen, tv kijken? Maybe.
De gordijnen waren dicht. Dus de juiste entourage.
Ze hadden twee vrij grote honden, herders naar ik meen. Dat tweetal begon zomaar tegen het gordijn te blaffen.
Tante Atie stond op en schoof het gordijn opzij. Buiten, aan de andere kant van het raam stond een witte gedaante. Zo noemde tante Atie deze achteraf. Waarschijnlijk een beetje lichtgevend. De binnenverlichting aan, zal ik maar zeggen. Het leek een vrij jonge vrouw. Na korte tijd loste het spook op in het niets.
Nu was drie dagen daarvoor mijn oma overleden. Die vaak bij tante Atie en oom Jan logeerde. Dus het zou kunnen … je snapt het wel.
Alleen de jongere gedaante? In de sagenwereld hebben we er een verklaring voor. De geest vormt zelf een beeld van zichzelf. En we voelen ons allemaal jonger dan we zijn. Zeker als we dood zijn.

Dat waren de spookavonturen van deze week.
Nog niet helemaal. Want ik ga het hebben over Huis Oud Amelisweerd.
Het Huis, met een hoofdletter, staat bij Bunnik op landgoed Amelisweerd. Een vredig bebost park met wandelpaden.
Eens waren er filmopnamen voor de film ‘Tadzio’. Een productie waarin Arjan Ederveen, de bekende acteur, een rol speelde. Het verhaal ging dat het spookte in het Huis. Arjan Ederveen geloofde er niets van en hij zou er gaan slapen, om zelf vast te stellen dat het onzin was.
De eerste nacht gebeurde er niets. Arjan heeft er prima geslapen.
De tweede nacht echter schrok hij midden in de nacht wakker van stemmen. Een vrouw en een man, die ergens in het huis ruzie maakten. Hij begreep meteen dat dit niet normaal was. Er was verder niemand in het Huis aanwezig. Hij stapte stilletjes uit bed en sloop voorzichtig naar de kamer waar de ruzie zich afspeelde. Toen hij daar de deur opende, was het meteen stil. Hij heeft zijn spullen gepakt en is spoorslags vertrokken.

Een vriendin van ons ervaart geesten. Ze voelt hen aan en soms ziet ze hen. En ze komt af en toe met wonderlijke verhalen opdraven. Het gaat haar niet altijd in de koude kleren zitten, omdat ze ook ervaart wat er gebeurd is. Dan is ze soms een paar dagen van slag.
Tijdens een bezoek aan het Huis Oud Amelisweerd voelde ze op zolder een aanwezigheid. Een vrouw die zich opgehangen had.
De beheerders, thans niet meer in functie, hoorden soms voetstappen, terwijl ze alleen in het Huis waren.
Omdat ik een boek over sagen en spookverhalen heb geschreven mocht ook ik twee nachten in het Huis verblijven. Net als Arjan Ederveen.
Twee dagen daarvoor zijn we bij het Huis wezen kijken. Te midden van het gezellige park Amelisweerd. Het was een zonnige dag. Maar het Huis had een andere uitstraling. Moeilijk te omschrijven. Alsof je naar een stukje verleden kijkt. Een zekere somberheid ook. Alsof het niet thuis hoort in een park vol vrolijke mensen.

In de avond twee dagen later reden we naar het Huis Oud Amelisweerd. We werden er verwelkomd door een van de beheerders. We kregen eerst een rondleiding door het Huis. Zeer bijzonder is vooral het klassieke behang in verschillende kamers. Je moet er echt eens gaan kijken.

Die nacht sliep ik voor het eerst in het Huis. In een kamer waar de vroegere bewoners nooit sliepen, omdat het er zou spoken. Het was er kil een kaal, want weinig meubels. Ik sliep op een grote zitzak. Er gebeurde niets die nacht.
De tweede nacht echter hoorde ik half in slaap allerlei gestommel op zolder. De verdieping boven mij. Het is de beheerder, dacht ik. Die staat op. Die sliep ergens anders in het Huis.
Het was best veel lawaai en het ging een tijdje door. Maar ik kwam niet op het idee dat het de beheerder wel eens niet zou kunnen zijn.
Het eindigde met iemand die met luide voetstappen de trap naar de zolder afdaalde. Waar ik lag om de hoek. Toen werd ik pas echt wakker. Ik wist meteen dat het niet de beheerder was. Ik ben nog snel wezen lijken, maar toen was het al te laat. Het was weer stil in het Huis. Het was half vier ’s nachts.
De ochtend daarna ontbeet ik samen met de beheerder. Ik vertelde hem wat ik had ervaren. Hij was het niet geweest, want hij heeft geslapen tot de wekker afging. Hij had het ook niet gehoord, maar geloofde mij meteen.
Het bizarre is vooral dat het meteen na al het lawaai weer zo volkomen stil was. Die overgang is zo vreemd.

Nou zul je zeggen dat ik het heb gedroomd. Het zou kunnen. Maar het was allemaal zo luid en zo echt. En dan gedroomd in een huis waar soms voetstappen worden gehoord.
Ik weet nog dat ik die ochtend naar de bushalte liep en ik in een vreemde sfeer bleef hangen.
Ik zou graag nog eens twee nachten in het Huis willen doorbrengen. Maar dan echt helemaal alleen. Maar het is nu een museum en het gaat me niet lukken. Erg jammer.
Maar het Huis wordt nu goed bewaard. In het bijzonder het antieke behang. Want er was eens sprake van dat het een kantoorpand zou worden en het behang zou worden verwijderd en overgeplaatst naar een museum in het buitenland.

Ik weet niet of er echt spoken zijn. Ik vermoed dat het om een zich herhalend spookverschijnsel gaat. Residual haunting dus. Geluiden uit het verleden spelen zich dan opnieuw af. Alsof het gebouw een soort bandrecorder is. Dat verklaart ook de ervaring van Arjan Ederveen, de ruzie tussen een man en een vrouw. Ook die heeft zich ooit in het verleden afgespeeld en wordt nu als het ware opnieuw afgedraaid.
Hoe dit werkt weet niemand. Het is een wonder.
Grappig was dat we een week later een kunsttentoonstelling in Amersfoort bezochten. Een kunstenaar had een van z’n werken “gerommel op zolder” genoemd.

bijdrage van Hans den Haan

Columnisten hebben de vrijheid hun mening te geven en hoeven zich niet te houden aan de journalistieke regels voor objectiviteit. 
Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen