We wonen in een land waar de Dikke van Dale-verkiezing van het "Woord van het Jaar" verwordt tot giftig gebakkelei, totdat uiteindelijk alleen het woord ‘polarisatie’ overblijft.
Misschien tijd om wat beter op onze woorden te letten?
Ik las een artikel van een nieuw initiatief in het LUMC: therapeutische communicatie. Verpleegkundige Romara van Noort werkt op de afdeling Oncologie. Door zorgvuldig haar woorden te kiezen, vermindert ze bij patiënten angst, pijn en stress. Als ze een patiënt pijnmedicatie geeft, zegt Romara niet ‘ik hoop dat het helpt’. Zij zegt: ‘Bij de meeste mensen werkt dit goed.’ Door het placebo-effect werkt de medicatie daardoor beter. Tegen iemand met prikangst zegt ze niet: ‘Ik ga u nu prikken.’ Zij zegt: ‘Ik kom u medicatie geven.’ Als een patiënt gespannen is bij het inbrengen van een katheter, zegt ze dat ‘de meeste mensen vinden dat het snel voorbij is’.
De arts die Romara training gaf in therapeutisch communiceren, schudde de positieve zinnen zo uit haar mouw. Bij haar was zacht en zorgvol communiceren een tweede natuur geworden.
Kunnen we deze Romara en die arts niet uitnodigen om deze training Therapeutisch Communiceren breed in onze maatschappij te introduceren? Ons maatschappelijk debat zou gebaat zijn bij een wat zachtere en zorgvollere manier van communiceren. Woorden doen ertoe.
Een verpleegkundige die tegen een patiënt zegt dat ze ‘hoopt dat het medicijn helpt’, zegt dit niet met een kwade bedoeling. Erger is het als politici of andere voorbeeldfiguren bewust woorden kiezen die pijn doen. Bijvoorbeeld toen tijdens de Algemene Beschouwingen in 2009 het voorstel werd gedaan mensen met een hoofddoek 1000 euro belasting te laten betalen. De vraag lag toen voor: hoe gaan we dit verwoorden? Weet je wat, we noemen het taks, net als graaitaks. Iedereen heeft een hekel aan dat woord ‘taks’. Hoofddoekentaks dan? Nee, dat moet neerbuigender kunnen. Wat is het meest negatieve woord voor doeken’? Ah, vodden. Hoofdvoddentaks dan maar? Nee, mensen en paarden hebben een hoofd, maar moslima’s? Ja, we hebben ‘m: kopvoddentaks.
Als we therapeutisch communiceren breder gaan invoeren in onze samenleving, laten we dan huis- en straatarts Michelle van Tongerloo vragen als ambassadeur. Voor mij is zij de Persoon van het Jaar 2024’. Zij houdt spreekuur in de Pauluskerk in Rotterdam en struint regelmatig straten en viaducten af, op zoek naar zieke ‘afvallers van de maatschappij’. In haar boek Komt een land bij de dokter beschrijft ze haar werk onder daklozen en ongedocumenteerden. Ook richtte ze de Stichting Lekker Geven op om hulp te kunnen bieden als de overheid haar zorgplicht verzaakt. Inmiddels is er al 1 miljoen euro opgehaald. Ook zij weet: woorden doen ertoe. Ze vertelt dat ze niet religieus is, maar dat ze haar leven en werk wel bekijkt vanuit twee christelijke kernwaarden: barmhartigheid en naastenliefde.
Barmhartigheid en naastenliefde.
Het zijn twee ‘zachte’ woorden waar ik blij van word. Graag wil ik hier nog een woord aan toevoegen: zachtmoedig. Omdat er – zeker in deze giftige communicatietijd – moed voor nodig is om zacht te zijn. Al weet ik natuurlijk ook dat zachtheid niet altijd werkt. De Chinese filosoof Lao-Tse zei 6 eeuwen voor Christus al: ware woorden zijn niet mooi, mooie woorden zijn niet waar. Een misstand benoemen kan niet altijd met fluwelen woorden en mooie praatjes moet je wantrouwen. Maar nu loopt de temperatuur van het maatschappelijk debat al op bij de verkiezing van het Woord van het Jaar.
Ik vestig mijn hoop op de kracht van zacht, op de gestage druppel die uiteindelijk sterker is dan de rots, op mensen als Romara van Noort en Michelle van Tongerloo. En op zo nu en dan een dichter – dood of levend – die woorden geeft aan mijn hoop. Bijvoorbeeld Henriëtte Roland Holst:
De zachte krachten zullen zeker winnen
in ’t eind – dit hoor ik als een innig fluistren
in mij: zo ’t zweeg zou alle licht verduistren
alle warmte zou verstarren van binnen.
Nooit meer een blog missen? Word vaste lezer. Meld u aan via de website.
Columnisten hebben de vrijheid hun mening te geven en hoeven zich niet te houden aan de journalistieke regels voor objectiviteit.