Hans den Haan over wintersport

Foto:

Mijn neef Kees gaat alleen naar de wintersport om sneeuwballen te gooien. Dat doet hij graag. En hij kan het goed.

Skiën doet hij niet.

Hij heeft ooit ski-les gehad. Maar dat was geen succes. Hij heeft er geen talent voor. De zijkant van de skipiste, dat was zijn favoriete plek om te belanden.
Mocht hij deelnemen aan het winterse ski-gebeuren, dan vereist dat extra sterke netten langs de rand van de piste. En dan moeten alle bomen tot in de verre omtrek worden gekapt.

Daar ziet men geen brood in.

Ook was hij geen ster in skiliften. Hij stapte altijd tussen twee stoeltjes in.
Snowboarden, dat heeft hij ook geprobeerd. Maar bij zijn salto’s door de kille lucht, sloeg zijn snowboard altijd rechtsaf en hij linksaf.
Voor omstanders een reden om te bukken wilden zij niet onthoofd worden.
Maar het moet gezegd. After-ski is zijn specialiteit. Waar hij iedereen vermaakt met zijn sneeuwballenverhalen.

We zien steeds minder sneeuw in de Alpen. We vermaken ons met foto’s waarop op de groene hellingen smalle stroken kunstmatige sneeuw zijn geschapen. Het is een lachertje. Het wordt dringen geblazen op de pistes. Tweeduizend man op een strookje van een paar honderd meter. Als dit zo doorgaat, dan kunnen we straks alleen nog skiën op de top van de Jungfrau.

Maar er zijn natuurlijk altijd wezens die profiteren van het nieuwe normaal.

Zoals het Alpengraaskonijn.

Gras vinden onder een dikke laag sneeuw was voor hem altijd een lange weg de witvlokkige bevroren waterdamp in. Met als gevaar verdwaling in de sneeuwlaag. Nu kan hij grazen dat het lieve lust is. Ook de winterwortels zijn nu voor hem gemakkelijker te bereiken.
Ook de gems is blij. Onze reebruine berggeit. Die doet het beter op kale rotsen dan op glibberige sneeuwvlakten. Eigenlijk doet hij nu alles beter. Zoals gemzeren.
Probleem is wel dat de Sint-Bernhardshonden werkeloos dreigen te raken. ‘s Werelds eerste sneeuwgraafwonder heeft nu steeds minder te graven. En z’n rum raakt hij ook niet meer kwijt.
Zo heeft de opwarming van de Aarde voor velen consequenties.
De lawinevereniging, die er elk jaar op uit trekt om de mooiste lawines te fotograferen, neemt al in overweging om een wandelclub te worden. Hetzelfde geldt voor de club “De gletsjervrienden”.

Minder sneeuw heeft voor ons tot gevolg: minder water door de Rijn. Maar op zich is dat geen probleem, omdat al dat water in korte tijd ergens in het voorjaar het land binnenkomt. We hebben er niet zoveel aan. Tenzij we dat water meteen opslaan in bekkens voor later gebruik. Maar een groot bekkenplan is er nog niet. Wel een klein bekkenplan om de rivier de ruimte te geven.

Een serieuzer probleem is het voor de landen onder de Himalaya.

Daar zullen ze het in de toekomst met steeds minder water moeten doen. En uiteindelijk met droogvallende rivieren. Iedereen in Zuidoost-Azië kan straks alleen nog maar Spa blauw drinken. En wassen is er ook niet bij.
Ook eten koken wordt een probleem. Men zal alleen nog maar kunnen wokken.
Nou zijn ze daar erg goed in wokken. Het schaarse water zal alleen nog gebruikt kunnen worden om rijst te koken. Voor de rest is het over en uit met het water. De wc doorspoelen gaat al helemaal niet meer lukken.
Ook zal het in India niet meer lukken om de as van gecremeerde mensen in de rivier uit te strooien. Die as belandt straks direct op de bodem. En dat is geen fijn gezicht.
De nationale urnenclub heeft al z’n eerste voorzichtige oriëntatiereizen gepland. Overgaan op urnologie (iets anders dan urologie) is nog wel een hele stap in India. Maar er liggen zeker kansen voor onze urnen-experts. Zo is de een z’n dood, de ander z’n brood.

Mijn ski-carrière beperkt zich tot Nederland.

En tot de jaren vijftig van de vorige eeuw. Mijn vriendje en ik maakten toen ski’s van oude planken. Die zaagden wij aan de voorkant schuin af en smeerden we in met groene zeep. We bonden ze vast onder onze oude schoenen. En als er dan sneeuw was gevallen, dan gingen we op pad. Zo hebben we vanuit Leiden tochten gemaakt naar Den Haag en Noordwijk. Als we onderweg niet te stellen kregen met sneeuwblindheid. Dat was niet echt waar we op zaten te wachten. Waarbij ogen uitwrijven niet helpt.

We zijn natuurlijk allemaal blij dat we nu al bijna lente-achtige temperaturen hebben. Nu we met de hoge gasprijzen zitten. Al is het op dit moment wat kouder. Maar ik mis wel de oude sneeuwstormen. Zoals de barre winter van 1963.
En de winter van 1979. Acht centimeter ijs lag er toen op de wegen. Ik woonde toen in Huinen op het platteland in een bakhuis bij een boerderij. ’s Morgens, toen ik nog in bed lag, riep mijn huisbaas, de bewoner van de boerderij: “Hans blijf maar in bed. Je kunt niet naar je werk.” Dat was uitgeverij Callenbach in Nijkerk.
En inderdaad, het was niet te doen. Een dikke laag ijs op de Beulenkampersteeg.

Aan het eind van de ochtend zag ik een strooiwagen langsrijden. Die strooide feitelijk zand. Dus besloot ik het er toch op te wagen.
Fietsen op de Steeg bleek prima te doen met al dat zand. Maar bij de kruising Beulenkamperweg-Deuverdenseweg bleek de strooiwagen rechtsaf te hebben geslagen, waar ik rechtdoor moest. Verder de Beulenkamperweg vervolgen maar. Dus had ik weer puur ijs onder m’n banden.
Het ging goed tot in de stad Nijkerk. Daar was men slordig omgesprongen met de straatstenen en ging ik onderuit. Precies op het moment dat een volledige familie uit het raam stond te kijken.

Warme winters. Er zijn voor- en nadelen.

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen