Het was op een zaterdag een week geleden.
We gingen naar een kunstexpositie in de buitenlucht.
Zo’n twintig kraampjes op een veldje in Coelhorst bij Amersfoort. Een mooi klassiek huis deed tijdelijk dienst als restaurant. En een jazzorkest stond z’n best te doen onder een groot afdak van grauwgeel tentdoek.
Meteen nadat ik uit de auto was gestapt voelde ik me vreemd. Alsof ik door een ietwat beslagen ruit de wereld in keek. Ik liep wat onvast op m’n benen en had een zwaar gevoel in m’n lijf.
Bij betreding van het veld dacht ik dat de grond wat ongelijk was. En hand in hand lopend met m’n vriendin lukte het me niet goed om een stevige greep te hebben. Ik probeerde nog m’n arm op te tillen. Dat ging wel, maar niet echt goed. Een gevoel of die arm honderd kilo te zwaar was. Het jazzorkest vond ik veel te hard spelen. Vooral de Rita-Reys-achtige zang. Ik vond het toen vreselijk.
Mijn vriendin had het onmiddellijk in de gaten: het ging niet echt goed met me. Knijp nou eens lekker in m’n hand, zei ze. Maar dat lukte me niet.
Ik dacht dat het kwam omdat ik drie dagen daarvoor, dinsdag, woensdag en donderdag, m’n zogeheten afvaldagen had gehad. Dat wil simpelweg zeggen: niets eten. Normaal doe ik dat twee dagen in de week. Het 5-2 dieet. Maar de week daarvoor was ik wegens vakantie wat aangekomen. Dus deed ik een dagje extra.
Binnen een kwartier voelde ik me weer prima. En geen van beiden maakten we ons echt zorgen.
De volgende zondag ontdekten wij op het internet echter wat het waarschijnlijk echt was geweest: een TIA, een Transient Ischaemic Attack.
Dat is het werk van een kleine bloedprop die tijdelijk een ader in de hersenen verstopt. Maar die zich in korte tijd weer oplost. Dat was schrikken.
We hadden ook meteen naar het ziekenhuis moeten gaan. Het beste was geweest 112 te bellen.
Die volgende zondag zijn we gelijk naar de eerste hulp in het Meander gegaan. Ik kreeg meteen bloedverdunners mee. En voor die maandag werd een bezoek aan de neuroloog ingepland.
Daar werd ik door de medische mallemolen gehaald. Maar op de diverse scans was niets te zien. Dat wil zeggen: onder meer wel mijn hersenen (gelukkig maar), maar geen beschadigingen. Wel had ik een te hoog cholesterol. En was mijn hartslag wat aan de lage kant.
Dus moest ik meteen aan de cholesterol-medicatie.
De neurologe vroeg zich echter af of het wel echt een TIA was geweest. Vooral ook omdat ik gewoon bleef doorlopen. Wel stond ook een bezoek aan de cardioloog op het programma. Want een TIA kan ook door een onregelmatige hartslag worden veroorzaakt. Of misschien was mijn hartslag sowieso even te laag geweest. Misschien toch dat afvallen? Voor mij was dit alles nieuw. Maar toch wel die bloedverdunners. Het zekere voor het onzekere.
Met die bloedverdunners was ik wel erg blij.
Ik merkte meteen dat ik verlost was van nachtelijke oorsuizingen. En met de seks ging het beter dan ooit. Het gaf een gevoel van zekerheid. Het gevoel dat een tweede TIA daarmee was voorkomen. Ik besloot ook meteen weer vegetarisch te gaan eten. En de zuivelproducten te gaan beperken. Allemaal cholesterol-rijke dingen. Ik ben zo’n 25 jaar van m’n leven vegetarisch geweest. En ik ben ermee gestopt, omdat ik een ijzertekort had.
Misschien maar af en toe aan de treinrails likken. Zoals de wolven doen om een eventueel ijzertekort wat aan te vullen.
Ik besefte dat mogelijk een erfelijke component in het spel is. Mijn vader kreeg op z’n 63ste een hersenbloeding. M’n moeder op haar negentigste een ernstige TIA. Halfzijdig verlamd en een verder verblijf in het verpleeghuis. Iets wat zij nooit gewild had. Een euthanasieverklaring op zak. Maar in zo’n geval komt euthanasie niet in beeld. Dat is niet wat je als kinderen doet: je moeder om zeep laten helpen. Ik denk ook niet dat het kan in Nederland bij zo’n TIA.
Zij heeft het nog tot haar 99ste volgehouden. Toen besloot zij te stoppen met eten en is overleden.
Een TIA: het was een totale ommekeer in mijn leven. Want ik stond altijd bekend als zeer gezond. Hardlopen en lange fietstochten over de Veluwe. Ik zou minstens honderd worden. Maar dat beeld viel in duigen.
Je ontdekt opeens dat je kwetsbaar bent. En de angst dat ik m’n moeder achterna ga is groot. Nou ja, aanwezig. Je moet ermee leren leven.
Als ik in de krant las of hoorde van mensen die rond hun zeventigste waren overleden, dan dacht ik altijd: dat gaat mij niet gebeuren. Maar die houding is nu wel wat veranderd. Het zou ook mij kunnen overkomen. Het is als met een weekend in de tijd toen ik nog werkte. Op zaterdagochtend dacht je dat je nog een eeuwigheid voor je had. Maar op zondagavond besefte je dat het, sneller dan gedacht, alweer bijna voorbij was.
Ik loop in ieder geval nog wel rond met plannen alsof ik nog minstens dertig jaar in gezondheid te leven heb. Ik wil nog heel wat nieuwe schilderijen maken. Als dat zou kunnen. Maar op zich ben ik toch niet echt pessimistisch. Iets zegt mij dat het wel meevalt en dat ik nog jaren voort kan. Met hulp van de medische wereld. Maar wel is er een onzekerheid die ik nooit gekend heb.
Een jonge God? Nou nee, dat niet meer.
Mocht ik er weer een krijgen, zo’n soort TIA, dan hoop ik vooral dat ik meteen dood ben. Kassiewijle. Zoals het met mijn moeder is gegaan, zo wil ik het beslist niet.
Omdat ik gedurende zo’n vijftien jaar uittredingen uit m’n lichaam heb gehad, ben ik voor de dood niet bang. Op een ochtend dacht ik dat ik wakker werd, maar dat was niet zo. Ik begon te zweven en bevond mij opeens naast m’n lichaam. Ik kon door deuren en muren heen, alsof ik een geest was. En dat was feitelijk ook zo. Dat overkwam mij gedurende zo’n vijftien jaar zo eens per week.
Ik keek naar m’n lichaam en dacht: je ziet er best goed uit. Zo te zien lag ik rustig te slapen terwijl ik in werkelijkheid ronddwaalde door het huis.
Dergelijke ervaringen kunnen in een laboratorium worden nagebootst. Maar die halen het niet bij de echte uittredingservaringen. Ik ben er nog niet van overtuigd dat het alleen maar een stukje hersenwerkzaamheid is. Zeker omdat de ervaring zo realistisch is en heel anders dan een droom. Ik heb ook wel eens tijdens die reisjes dingen gezien in het huis, waarvan ik op dat moment niet wist dat het zo was. Zoals het feit dat mijn moeder wasgoed had uitgespreid op het ouderlijke bed. Dat bleek bij controle, meteen nadat ik weer terug was in het lichaam, te kloppen.
Ik ontdekte weldra ik dat ik lang niet de enige was met dergelijke ervaringen. Er is zelfs een pagina op Facebook, waar mensen hun uittredingservaringen delen. Ik kan er uren over vertellen, maar dat doe ik hier maar niet. Mensen mochten eens denken dat ik aan de drugs ben.
De oorzaak is waarschijnlijk een zekere aanleg en k undalini-yoga . Ook mijn zus heeft dergelijke ervaringen.
Op een dag, nadat ik jarenlang dergelijke uitstapjes had gehad, stapte er zomaar een man op mij af, die ik niet kende. Hij adviseerde mij met de uittredingen te stoppen. Want het werd gevaarlijk, zei hij. Het heeft nog een aantal jaren geduurd voordat ik er werkelijk vanaf was. En met yoga ben ik ook maar gestopt. Ik ben nu blij dat ik ze niet meer heb. Want inderdaad was het soms nogal griezelig.
Maar opeens ervaar ik nu dat ik kwetsbaar ben. En niet echt gezond. Dat is best een shock. Er blijft natuurlijk ook de angst het nog eens te krijgen. Altijd de telefoon meenemen. Maar ik zwerf vaak door de Veluwse bossen, ver weg van de bewoonde wereld. Kan ik dat nog wel blijven doen?
Er is maar één remedie: het uit je hoofd zetten. En gewoon de dingen blijven doen, die je altijd deed. Laat je niet kisten, haantje.
De supergezonde, de man die de honderd gemakkelijk gaat halen? Ik ben het niet meer. Maar je weet nooit hoe een koe een haas vangt. Dus maar gewoon verder leven. Je moet het vooral uit je hoofd zetten en er niet voortdurend aan denken. Dat lukt nog even niet zo goed. Behalve als ik naar “Dit was het nieuws” kijk.