Eenmaal per week heb ik m'n vaste wandeling door de Eemlandse polder.
Mede omdat ik ganzenwachter voor het gebied ben.
In het ganzenseizoen, de winter, kijk ik naar het aantal ganzen dat zich in de polder ophoudt, hun lichamelijke conditie en geestelijk welzijn, en hun vlieggedrag. Vormen zij bij de vlucht wel mooie V's? Zo niet, dan krijgen ze op hun donder.
Ik controleer er ook de kwaliteit van het voedselgras voor onze ganzenvrienden. Ik gun onze ganzen wat dat betreft het beste. Daarom strooi ik ook wat extra vitaminepillen tussen het groen.
Als een gans er niet gezond uitziet stuur ik onze ganzendokter erop af. Die kijkt dan onder z'n vleugels.
Maar nu de meeste ganzen weer naar het noorden vertrokken zijn, gaat mijn aandacht uit naar de grutto's, de kievieten, de tureluurs en vooral de wulpen. Dit laatste omdat ik een groot liefhebber ben van hun gejodel. Zo’n mooi vogelgeluid.
En mijn hoop blijft gevestigd op de leeuwerik. Vorig jaar hadden we er nog een in de Eempolder. Ruilverkaveling, schaalvergroting, vroeg maaien, en gebruik van bestrijdingsmiddelen zijn vooral de oorzaken waardoor de leeuwerik verdween. Overigens zag ik er laatst ook nog een in de Arkemheense polder.
In dat deel van de Eempolder waar ik loop, kun je eigenlijk alleen maar in een rechthoek wandelen, omdat alle boerenwegen er of noord-zuid of oost-west lopen. En dat vind ik prima. Een rechthoek kan ik aan, omdat ik geen duiveninstinct heb. Toch zeg ik altijd: “Ik ga een rondje lopen.”
Mijn vader had wel een duiveninstinct. Hij wist overal en altijd op basis van zijn duiveninstinct de weg terug te vinden. In een doolhof doolde hij nooit. In rechthoeken lopen vond hij veel te saai.
Als we waren verdwaald in het bos, dan liet hij ons vaak nog even aanmodderen. Totdat hij zijn duiveninstinct inschakelde. Hij zei dan: "Als we straks over tien minuten thuiskomen, dan nemen we eerst een lekker bakkie koffie."
Navigatie was aan hem niet besteed. Hij had het niet nodig. Zijn rechter hersenkwab navigeerde voor hem.
Overigens hebben wij allen een duiveninstinct. Diep in onze hersenen. Maar de meeste mensen kunnen er niet bij.
Het voordeel van het lopen in een uitgestrekte polder is ook het feit dat je evangelisten al in de verte kunt zien aankomen. Tenzij ze in hun auto opeens naast je komen rijden, hun raampje openen en vragen: "Kent u de bijbel?"
Wat je ook in de verte ziet aankomen, dat zijn ijscomannen. En dat is dan weer een voordeel. Vooral op een warme dag.
Ook kun je er goed bepalen of het al of niet een slekkendag is. Een Nijkerks woord voor een natte regendag met veel slakken op de weg. De bekende zwarte naaktslakken. Waarover onze vroegere Nijkerkse columnist Cactus (Harry Hamstra) het wel eens had als hij over zijn rondje hardlopen schreef.
Maar nu ik zo positief over de polder schrijf, evangelisten en ijscomannen vanuit de verte zichtbaar (beter kan niet), is het natuurlijk de vraag: vind ik de polder aantrekkelijk?
Als het gezin Den Haan vroeger met de Volkswagen kever in Zwitserland op vakantie ging, dan belandde ik bij terugkeer in het polderlandschap min of meer in een kleine depressie.
De polder is wel een van de saaiste landschappen ter wereld. Als je het vergelijkt met veel landschappen in het buitenland. Maar ik denk niet dat ik dat hoef uit te leggen. Ruilverkaveling is de grootste boosdoener.
Maar het volgende probleem dient zich dan aan: wakker blijven tijdens polderwandelingen. Het is lastig als het zo saai is.
Ik weet niet of het u ook is opgevallen. Maar het is tegenwoordig nooit meer echt donker in de polder. Dat was in mijn kindertijd wel anders. Vroeger reed ten westen van Leiden de zogeheten blauwe tram door de polder. Nabij de Morswijk was er midden in het weiland een halte, die uit niet veel meer bestond dan een reep tegels langs de rails. Mijn oom Teun stapte daar uit, maar liep in het volstrekte donker rechtdoor en niet over die tegelstoep. Hij belandde in de sloot en kwam drijfnat bij ons aan.
In de Eempolder noordzijde zie je ook een woud aan windmolens. Die staan in Flevoland en knipperen in het donker en masse met rode lichten. Daar wordt met name in het er tegenover liggende Spakenburg over geklaagd. Het werkt aldaar op de zenuwen. Ze kunnen niet tot rust komen, die Spakenburgers. Ze noemen het het "red lights district". Blijkbaar zijn ze daar in Amsterdam nog nooit geweest. Want daar ziet het er echt anders uit.
Maar om in de Flevolandse polder onder de blote hemel het oudste beroep uit te oefenen, in de winter, lijkt me wat koud.
Maar ik wou het eigenlijk nog even over iets anders hebben. Namelijk het feit dat de polder het favoriete landschap was van mijn tante Pleuntje. Inmiddels al lang niet meer onder ons. Want: volstrekte weidsheid en rechte lijnen. Elke bocht in een sloot bracht haar van de wijs.
Ik wil niet zeggen dat zij in paniek raakte. Maar in een bos vond zij het niet fijn. Te benauwend. Geen ruimte om je heen. En ook in het Zwitserse berglandschap voelde ze zich niet gelukkig. Want geen horizon.
Nu had ik ooit een leuk gesprek met een Zwitser. Hij vond Nederland zo mooi. Namelijk volkomen vlak. Nu wil ik natuurlijk niet beweren dat alle Zwitsers gek zijn. Er zijn uitzonderingen. Maar misschien wou hij gewoon aardig zijn. Voelde hij feitelijk diep van binnen medelijden met mensen die in een grotendeels vlak land moeten wonen.
De polder, ik heb er een haat-liefde-verhouding mee. Ik haat raaigras, waar sommige delen van de polder mee bedekt zijn. Als ik raaigras zie, dan ontsteek in woede. Alhoewel het wel lekker knabbelgras is voor ganzen. Dus ik moet niet zeuren.
Maar de kleine rode vlaggetjes die de bisamrattenvanger langs de sloten zet, vind ik dan wel weer een vrolijke noot. Op Koningsdag zijn ze oranje. Ze markeren de vangklemmen. Hoewel de ratten zelf er wat minder enthousiast over zijn. Als ze wisten waar ze voor staan.
Ik vind de bisamratten zelf best leuk. En ze hebben ook meer frisheid dan de gewone rioolrat. Behalve als ze op het asfalt zijn platgereden. Zeker als ze er al een tijdje liggen.
Maar ze ondergraven natuurlijk onze dijken. Nou zou ik dat ook doen als ik graafpoten had. Een dijk ondergraven, dat lijkt me super. Dat zou ik altijd nog eens willen doen.
Vroeger hadden ze in de dierentuin Amersfoort van hun bisamratten-populatie er uiteindelijk nog één over. Want van de wet mochten ze geen nieuwe bisamratten meer inkopen. Ook niet bij de dierenwinkel van Jiskefet. Want je mag geen bisams meer houden. Immers ze zijn staatvijand nummer 1.
Op een dag stond in het verblijf een bordje "U ziet hier niets meer, want de laatste bisamrat is overleden". Ik vond dat zo treurig. Alhoewel het nog treuriger kan: overreden. Triest. Gelukkig knapte ik bij de apen weer op. Maar het was daar vroeger wel oppassen geblazen. Want er stond een bordje; “Pas op, de apen gooien met poep”. Dat zou ik ook eens moeten doen. Het lijkt me bijzonder effectief. Hiermee kun je elke oorlog winnen. Laten we het poepkanon uitvinden.
bijdrage van Hans den Haan