Ik zit aan de oever van de IJssel. Met mijn voeten, smiley-sokken en favoriete schoenen in het hoge gras.
En een pittig wijntje in mijn rechterhand.
Maar ik denk dat het de Rijn is. Het water stroomt mijns inziens de verkeerde kant uit. Maar het stroomt wel voortvarend. Aan de overkant gakken Canadese ganzen. Ik gok op twee exemplaren. Want ik zie ze niet. Duidelijk een tweegesprek. Ook het geluid van een voor mij onzichtbare tractor. Een Massey Ferguson zo te horen.
Dat alles verstopt zich achter het dichte struikgewas aan de overzijde. Een onzelieveheersbeestje kruipt behoedzaam omhoog langs mijn rechterbeen. Hij heeft slechts zes stippen. Kijkt mij even aan met twee facet-ogen en vliegt weg. Samen met vier andere exemplaren, die wel goed zijn gestipt. De wind steekt op. Het is nog een beetje koud. Maar ik heb het naar mijn zin.
Vreemde knotwilgen staan als oude kromme mannen met piekhaar zwijgend naar elkaar te staren. Niemand vraagt mij: “Bevalt het bij de IJssel?” Anders was het verkeerd-stromende-water-probleem meteen opgelost. De IJssel namelijk vliedt noordwaarts. Zich verheugend op de brede uitstroom in het IJsselmeer.
Later als ik op de kaart van de Veluwe kijk, heb ik het begrepen. Ik zit in Dieren. In de tuin van hotel Villa 14. Wie had dat kunnen bedenken?
Hoewel Dieren feitelijk foeilelijk is, is het een van mijn favorieten. Ook in een onooglijk centrum kun je je gelukkig voelen. Ik denk aan Nijkerk. Ik heb altijd vaag geweten dat er een belangrijke fabriek in Dieren staat. Alleen de klepel van de klok heb ik jarenlang niet kunnen vinden.
Totdat ik er langs fietste op mijn Gazellefiets. Toen begon het fietsgebelte zomaar spontaan te rinkelen. Het was waar hij vandaan kwam. Zijn geboorteplek: de Gazellefabriek. Koninklijk nog wel. Omdat prinses Wilhelmina er ooit een omafiets bestelde. Koninklijk ben je in een
poep en een zucht. Maar wel pas na een eeuw.
Het is altijd leuk als een klein dorp een belangrijke industrie heeft. Zo had Nijkerk vroeger de landelijk bekende knopenfabriek. Die kon het uiteindelijk niet meer redden, omdat de arbeid te arbeidsintensief was. Te veel personeelskosten. De knoop is blijkbaar slecht automatiseerbaar. Robots kunnen de knoop nog niet aan. Maar tegenwoordig waarschijnlijk wel. Zoals de bekende robot Knopie Henkie.
Maar de kwaliteitscontrole is vooral arbeidsintensief. Zo moet nauwkeurig worden gecontroleerd of de gaten wel even groot zijn.
Maar terug naar Dieren. Want die plaats is rijk bewolkt met leuke dingen. Zoals de sagen. Maar vooral de wijngaard op de Hof te Dieren. Het landgoed waarvan het huis in de oorlog afbrandde. En nooit is herbouwd.
Het voordeel daar is dat ze er geen fietsklemmen hebben. Dus nooit een slag in je voorwiel. Eenmaal aan je tafeltje gezeten, hoef je alleen maar “wit Johanniter” te roepen en ze komen het bij je brengen. Het antieke pin-apparaat weigert er soms dienst. Zodat ze je vragen het geld over te maken via Rabo-internetbankieren. Of ze moeten inmiddels een up-to-date (state of the art) pinapparaat hebben aangeschaft. De laatste keer dat ik er was niet.
Het uitzicht is daar zo uniek dat je bij helder weer het station Brussel-zuid in de verte kunt zien liggen. Maar dan moet het wel verdomd helder zijn. En als je een verticaal gat in de grond zou boren, dan kom je precies uit bij de Willow Bridge Dragon Fly-wijngaard in Australië.
En dan hebben we bij Dieren natuurlijk de Lange Juffer. Eerbiedig met hoofdletters. Dat is geen schoonheidskoningin. En ook geen inheemse libel. Maar een fietspad dat begint bij wegwijzer 0047/01 20350 en eindigt op de Rheder en Worthreder heide, 48 meter hogerop. Als je omhoog fietst weersta dan de verleiding om bij het eerste de beste bankje te gaan zitten uitrusten. Doe dat pas bij knooppunt 73 helemaal bovenaan. In de ”Toeristische sagengids van de Veluwe” heb ik vijf manieren gegeven om mensen van dat bankje te verjagen als je daar wilt zitten. Wat in ieder geval helpt is een onappetijtelijk uiterlijk (voor u vast geen probleem) en een maand niet onder de douche gaan.
Ik heb eens jaren geleden geprobeerd op de juffer een groep stoere fietsers (met dikkere kuiten dan ik) voor te blijven, die de achtervolging hadden ingezet. Op het steile stuk aan het eind moest ik het toch opgeven. Halverwege de tocht naar boven heeft jaren geleden de pastoor van Olburgen (een dorp aan de overzijde van de IJssel) de zogeheten duivel van Olburgen in het Keteldal bij de Weversbergen in de
diepte geworpen. De Olburgse duivel was een pestkop. Zijn liefhebberij was het de Olburgse kerkdiensten te verstoren.
Laat in de avond hoorde de veerman bij Dieren bij de IJssel de “overzetbel” rinkelen. Hij had samen met een vriend flink zitten pimpelen, want hij verwachtte geen klanten meer. Het bleek dat aan de overkant de pastoor van Olburgen stond met op zijn Roomse dienstkar een grote zak. Niet zijn koster, maar verpakkingsmateriaal waarin hij de duivel van Olburgen had gevangen. Met zijn matte kop haalde de veerman meneer pastoor op aan de overzijde van de rivier en zette hem over. Dat was niet gemakkelijk, want de zak bleek heel zwaar. Met uiterste moeite stuurde de veerman de boot naar de andere kant van de IJssel. Gelukkig kon hij varen op zijn jarenlange ervaring.
Weer terug bij de noordoever volgde hij de pastoor het bos in. Stiekem in het donker. De Lange Juffer op. De zak scheurde niet, want het was niet een vuilniszak van de gemeente Nijkerk. Bij de Weversbergen gekomen, bij het Keteldal zo’n vijf kilometer verderop, wierp de geestelijke de demon met zak en al in de diepte. En hij sprak de hanentreeformule uit. Het gedrocht zou elk jaar met één hanentree mogen terugkeren naar Olburgen. Nadat de kwade geest na enkele maanden wist te ontsnappen, begon hij aan zijn tocht.
Als we ervan uitgaan dat een hanentree tien centimeter is, dan doet de gemiddelde duivel er vijftigduizend jaar over om de oever van de IJssel te bereiken. Dus gerekend vanaf zijn start in 1724 staat daar in het jaar 51724 de ontvangstcommissie klaar. Eenmaal terug in Olburgen zou het dorp afbranden. Dat duurt nog even. Het is vruchtbaarder om te speculeren waar onze booswicht zich nu bevindt. We gokken ongeveer bij paddenstoel 20348.
Als je daar dus ’s nachts een klein maar gewichtig mannetje aantreft met reusachtige oren, dan weet je met wie je te maken hebt. Heb je geen priesteropleiding gevolgd, dan kun je beter maar voorzichtig zijn.
In een andere bekende sage bij Dieren speelt het paard met de dodende ogen de hoofdrol. Namelijk het wilde paard van Essop. Essop was een van die heilige bossen, waarin men witte paarden losliet. Nadat met de komst van het christendom het bos zijn heilige status verloor haalde men de paarden weer terug uit het woud. Eén paard liet zich echter niet vangen. Het liet zich zijn heidense status niet afnemen. Dus, heel begrijpelijk, werd het dier tot demonisch paard verklaard. Even sterk maar negatief van aard. The dark side of the force. Het is nu een paard dat volgens de legende enkel met de kracht van zijn ogen kan doden.
Het heeft vermoedelijk een symbolische betekenis. Wie in de ravenzwarte spiegels van het paard kijkt daalt voor een moment af in de eigen ziel. Je wordt je voor even bewust van de emoties die in het diepst van je innerlijk wonen. En je zult niet meer dezelfde zijn. Het oude Ik sterft en een nieuw Ik wordt geboren.
Maar laten we het niet te ingewikkeld maken. De beste plek waar je het Essopse ros kunt zien is de Burgemeester Bloemersweg. Langs de Rheder en Worthreder heide. Met aan de oostzijde het open gemengde onzalige bos en aan de westzijde de donzige glooiingen van het heideveld.
Ik ben niet van de VVV. Maar Dieren is echt een plek om te bezoeken. Op het Meester Kwispelplein vind je er gezellige breimachines. En voor iedere roker is er wel een emmer water. Bij de Albert Heijn kun je voor twintig cent rondom het kaas-en-worst-schap racen op je E-bike. En je fietsbanden laten ze er gratis leeglopen. Al mag je er je ventielen wel meenemen. Struikrovers zijn er nauwelijks. Dwarsliggers des te meer. Alle insecten hebben er zes pootjes. De mosterdkwekerij is zeven kilometer verderop. En je kunt er heerlijk wandelen op de bodem van de
IJssel.
Dieren bezoeken? Doen.
bijdrage van Hans den Haan