Gisteren berichten we over de verplichte meldcode voor professionals . Die leidt tot meer meldingen van huiselijk geweld.
Toch is het een ingewikkeld verhaal, zo zocht journalist Yvonne Krol uit. Hier haar verhaal.
In de jeugdzorg dreigen jongeren tussen wal en schip te vallen omdat hulpverlenende instanties zeer terughoudend zijn met het uitwisselen van persoonsgegevens.
Dit wordt o.a. veroorzaakt door de privacywet en beroepscodes die voor iedere sector weer anders zijn.
Daar waar de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) duidelijkheid moet scheppen over het omgaan met persoonsgegevens, veroorzaken de vele regels juist onduidelijkheid. Eén van de regels bij het verwerken van persoonsgegevens is het uitgangspunt 'zo min mogelijk'. Dat houdt o.a. in dat de gegevens moeten passen bij het doel waarvoor ze worden verwerkt. Hulpverlenende instanties hebben niet alleen met deze privacywet te maken, maar ook met de verschillende beroepscodes die in veel gevallen een geheimhoudingsplicht inhouden. Daardoor wordt belangrijke informatie niet gedeeld.
Bij de moord op de 14-jarige Romy uit Hoevelaken door klasgenoot Brian uit Lunteren was de school niet op de hoogte dat Brian in behandeling was omdat hij op 13-jarige leeftijd mogelijk twee aanrandingen had gepleegd. Directeur-bestuurder van de J.H. Donnerschool in De Glind Jan Hofman is teleurgesteld dat de school niet door de hulpinstelling van Brian is geïnformeerd. Hofman: "Als een leerling een behandeling krijgt of in aanraking is geweest met justitie, moet de school er altijd bij betrokken worden. Instanties zijn partners in het opvoeden van kinderen, ze zijn niet gesegmenteerd, ze hebben geen tegenstrijdige belangen. Er is maar één belang: het geluk van jongeren."
Romy's ouders, Marion en Jeroen Nieuwburg, denken dat de dood van hun dochter mogelijk voorkomen had kunnen worden als de geschiedenis van Brian bekend was geweest op school. Hij zou dan veel meer begeleiding hebben gekregen. Brian kampt met een ziekelijke stoornis. Omdat hij vrijwillig werd behandeld, was de hulpinstelling niet verplicht hiervan melding te maken.
Een landelijk hulpmiddel om onderlinge afstemming tussen professionals te versterken is de Verwijsindex Risicojongeren (VIR). Het is een systeem waarin hulpverleners en andere professionals de persoonsgegevens registreren van jeugdigen en jongvolwassenen tot 23 jaar waarover zij zich zorgen maken. Deze registratie bevat geen inhoudelijke informatie, maar het laat wel zien welke andere hulpverlener zich met de situatie van dit kind of jongere bezig houdt. Als er sprake is van een match, kunnen de hulpverlenende instanties onderling contact met elkaar opnemen om de casus te bespreken.
Gemeenten zijn wettelijk verplicht aangesloten op de Landelijke Verwijsindex. In 2015 is er een evaluatie van de VIR geweest. De conclusie was dat het gebruik achterbleef. Het aanmelden bij de VIR is namelijk een recht, niet een plicht. Zo is de politie niet aangesloten bij de VIR. Jongeren die in aanraking komen met justitie zijn daardoor niet zichtbaar voor hulpverlenende instanties.
Coördinator van Jeugd- en Jongerenwerk Robert den Hartog zegt dat zijn organisatie vanaf juli dit jaar is aangesloten bij de VIR. Het verstrekken van informatie ging daarvoor via het inmiddels opgeheven Risico Overleg Nijkerkse Jongeren. "We zijn altijd terughoudend met het verstrekken van informatie. De reden waarom we besloten hebben om toch te gaan werken met de VIR index is, dat niet alle instanties contact met ons opnemen wanneer zij te maken krijgen met een casus. Als er een match is in de VIR index, zijn deze instanties nu verplicht om dat te doen. Op onze beurt zijn wij verplicht een jongere te informeren als wij hem of haar aanmelden bij de VIR. Je moet dus een gegronde reden hebben om dat te doen en het goed kunnen uitleggen aan de betrokkene. Ook zonder toestemming van de jongere of diens ouders mogen wij hem of haar in het VIR systeem zetten, maar je moet het hen wel hebben gezegd.
Den Hartog noemt voorbeelden van zaken waar het mis is gegaan. "Ik zit in de kerngroep Stop Drugs Nijkerk. Als een jongere na behandeling van zijn drugsverslaving terugkeert in de samenleving, wordt dat door de afkickkliniek niet altijd aan de gebiedsteams gemeld. Zij kunnen dan ook geen nazorg regelen om te voorkomen dat de betrokkene terugvalt. Als we de zorginstelling daarop aanspreken, krijgen we te horen dat zij geen toestemming heeft gekregen van de betrokkene om die informatie te delen. De gemeente koopt deze zorg voor een deel in en kan het uitwisselen van informatie regelen.
Een woordvoerder van de gemeente laat weten: "De nieuwe privacy wetgeving heeft er toe geleid dat partijen in de lokale keten een convenant gaan opstellen waardoor de gegevens op de juiste wijze met elkaar gedeeld kunnen worden en geen belemmering vormen in de aanpak. Wat het ingewikkeld maakt is dat de wet voor de politie iets anders voorschrijft dan bijvoorbeeld voor de medewerkers van de gebiedsteams. De GGZ hanteert wéér andere regels. De gemeente hoopt het convenant in overleg met partijen dit jaar rond te hebben."
Den Hartog vindt dat er bij de uitwisseling van gegevens duidelijk moet worden afgesproken wie wat doet en hoe dat wordt gemonitord. Hij noemt nog meer voorbeelden waar het regelmatig mis gaat. "Soms zit een jongere al twee jaar thuis omdat hij via een leerplichtambtenaar vrijstelling van onderwijs heeft gekregen. Ik denk echter dat wij lokaal nog wel wat kunnen aanbieden. En soms is een jongere bekend bij de reclassering, maar niet bij de gebiedsteams." Volgens Den Hartog moeten er vaste afspraken worden gemaakt zodat niemand tussen wal en schip valt.
De 'Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling' verplicht beroepskrachten in verschillende sectoren om bij vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling de meldcode toe te passen. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de naleving en in sommige gevallen toepassing van deze wet. De meldcode bestaat uit een stappenplan voor professionals bij signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling. Door het volgen van de stappen worden beroepskrachten naar de eindconclusie geleid of er wel/niet melding moet worden gemaakt bij het landelijke advies- en meldpunt Veilig Thuis.
Den Hartog: "Hulpverlenende instanties zouden niet alleen naar de betrokkene moeten kijken, maar ook naar diens sociale leefomgeving. Sinds 1 januari 2019 zijn de regels van de meldcode aangepast en moeten professionals een nieuw en verbeterd afwegingskader doorlopen als er een vermoeden bestaat van fysiek, psychisch of seksueel geweld of van ernstige verwaarlozing. Maar dat werkt alleen als alle betrokkenen het nieuwe protocol kennen en uitvoeren."
bijdrage van Yvonne Krol