
Kun je als niet-dichter in één workshop komen tot een gedicht dat die naam mag dragen? Mijn goede vriend en kunstenaar Feije zegt van wel. Hij geeft zelf die workshop.

‘En vooral: leg niks uit!’ roept Feije met een bassende stem die ondanks de kletterende regen drie tenten verderop nog te horen is. Hij vertelt dat je bij het maken van een gedicht stil kunt staan bij de schoonheid van woorden, emotie (‘zoek het in ‘kleine’ emoties’), rijm (‘vergeet rijm’), klank en ritme, schrappen (‘laat wat te raden over’) en beeldspraak.
Feije wilde ooit naar de kunstacademie, maar koos voor culturele antropologie. Na zijn pensioen volgde hij alsnog zijn droom: hij studeerde af als beeldend kunstenaar aan Academie Minerva in Groningen. Voor hem is levenskunst ook beeldende kunst.
Hij geeft zijn workshop tijdens de jaarlijkse Keilandweek op Terschelling: een week van kunst, kerk en kamperen. Omdat ik op het eiland vakantie vier en geïnteresseerd ben in alles wat met taal te maken heeft, doe ik als gast mee. ‘Eerst ons hoofd vrij maken,’ zegt Feije. We associëren rond de woorden water, zee en lucht. Daarna tien minuten freewriting. Ik trek een kaartje uit de pot – water – en begin. Schrijven. Doorschrijven. Niet stoppen.
Mijn openingszin is: Water kan verkwikken én verstikken. De teneur van mijn tekst is: water is yin én yang, positief én negatief. Het kost me moeite mijn ‘interne redacteur’ het zwijgen op te leggen. Die krast in mijn hoofd met rood potlood woorden weg nog vóór ze op papier staan.
Naast me hoor ik Feije coachen: ‘Hier past een cesuur, want hier verleg je het perspectief.’ Een deelnemer naast me mompelt het woord ‘waterval’. Een beeldend woord – ik zie meteen water vallen. Wat is het tegenovergestelde? Water dat omhoogspuit: een fontein. De werkwoorden watervallen en fonteinen bestaan niet, maar die kan ik ‘als dichter’ natuurlijk wel zelf maken. Dus ik schrijf: watervalt het of fonteint het? Hier speel ik op door. De cesuur gebruik ik om het slot een persoonlijk en filosofisch tintje te geven.
Klaar. Ik lever mijn gedicht in. Eenmaal thuis valt me onder de douche het woestslopende woord tsunami te binnen. Wat zou een zachthelende tegenpool kunnen zijn? Nog weer later denk ik: zijn er twee tegengestelde woorden te bedenken die zintuiglijke beleving toevoegen – woorden die je als het ware op je huid ‘voelt’? En: kan ik misschien nog wat spelen met de interpunctie, zodat de tekst meer gaat ‘golven’?
Ik pas mijn Keiland-tekst aan. Is het gedicht nu af? De Franse dichter Paul Valéry zei: ‘Een gedicht wordt nooit voltooid, alleen in de steek gelaten.’ Wat roept dit gedicht op? Is het wel een gedicht? Of is het rijmelarij? Voor Feije maakt dat niet uit. Het gaat hem om de lol – spelen met taal, scheppen door woorden, verbeelden van gedachten. Voor hem is ‘een reeks woorden die je opdiept uit je geestelijke universum’ een gedicht.
Met de lat op deze lichtvoetige hoogte durf ik het wel aan. Hier is-ie:
WATER
Watervalt,
of fonteint het?
Doopt
of dreigt –
verkoelt
of verbrandt het?
Heilzaamt…
of tsunamiet het?
Ebt
of vloedt het?
Ik ben een druppel van de zee –
golf mee, drijf weg,
kan alle kanten uit.







